Lopen jouw zakelijke teksten soepel van de eerste
hoofdletter tot de laatste punt? Hebben ze flow?
Je kunt dit bereiken met een goede tekstopbouw.
Kop, romp, staart
De lezer begrijpt teksten sneller en beter als deze zijn opgebouwd volgens het kop-romp-staartprincipe. Je begint met een titel en
inleiding (kop), zet dan het verhaal neer (romp) en eindigt met een slot
(staart). Meestal eindigt een zakelijke tekst met het voor de lezer minst
belangrijke. De kern van je verhaal zet je meestal in je inleiding (zie ook elders in dit blog).
Alineaopbouw
In een tekst werk je met alinea’s. De lezer is gebaat
bij een helder opgebouwde alinea. Elke alinea draait in principe rond één idee,
één onderwerp, niet meer. De lezer verwacht dit idee in de eerste of tweede (zoals
in deze alinea) zin van de alinea. Ook de laatste zin houdt hij in de gaten.
Ritme
Je lezer meenemen in een flow
kun je ook bereiken door korte met langere zinnen af te wisselen. Houd het begrijpelijk voor je
lezer door de zinnen niet te lang te maken.
Verbindingswoorden
Wanneer je één idee meegeeft aan elke alinea, springt de
lezer gemakkelijk van de ene naar de andere. Een andere manier om verbinding te
leggen tussen de alinea’s, is door verbindingswoorden te gebruiken.
Verbindingswoorden zijn bijvoorbeeld: bijvoorbeeld, in de eerste plaats,
verder, ook, tot slot.
Zinsopbouw
Op het kleinste tekstniveau, dat van de zin, is het zaak te
letten op natuurlijk taalgebruik. Dat wil zeggen dat je tekst natuurlijk moet
aanvoelen als je ‘m voorleest. Je had de zin ook in een gesprek kunnen
gebruiken in plaats van op papier. Let hier vooral op als je in een zin een
hoofdzin en een bijzin opneemt. Bijzinnen hebben soms, dat maakt iedereen wel
eens mee, vooral als je ze midden in de zin ziet, de neiging het ritme van de
tekst te verstoren.
Blog volgen? Laat aan de rechterkant je e-mailadres achter.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten